‘Wie ben jij om te oordelen over het gedrag van een ander? Wat geeft jou het recht om te bepalen hoe een ander zich zou moeten gedragen? Ben je God ofzo?’
Ik ben weer bij L. mijn coach. Het is al even geleden. Ze is weer op dreef.
‘Ja maar,’ sputter ik nog tegen, ‘zo komt het nooit goed.’
‘Het is al goed,’ zegt L., ‘maar jij accepteert niet dat het is zoals het is.’
Ze heeft een punt. Ik accepteer het niet. Het is een ongelooflijk hardnekkig patroon. Ik blijf proberen om verandering te bewerkstelligen, maar het ontstaat gewoon niet. Wat ik ook doe. In welke bocht ik me ook wring.
L. vraagt ‘Wat doet het met jou?’
‘Ik voel me niet gezien’, zeg ik.
Zegt L. ‘Wat ga jij eraan doen?’
Eigenlijk doe ik niets. Ik verzamel weer moed, doe een poging en kom van een koude kermis weer thuis. Weer geen contact, weer niets. Leegte alom.
Ontkenning is frustrerend. Net als oppervlakkigheid.
‘Je moet sterker worden,’ zegt L., ‘als het je zoveel energie kost, dan is het toch niet goed voor jou?’
‘Natuurlijk mag je het blijven proberen,’ gaat ze enthousiast verder, ‘maar kom dan niet klagen bij mij. Los het op.’ L. geeft weinig ruimte.
‘Waar ben je bang voor?’
Ik weet het wel. Als ik eerlijk ben over mijn gevoelens word ik afgewezen. Daarom maak ik wat ik voel niet belangrijk. Een ander hoeft dan geen rekening met mij te houden.
Ik voel me een deurmat. Over een deurmat wordt heel veel heen gelopen. Ik heb veel ‘deurmatten’ in de coaching gehad en nog nooit beseft dat ik er ook een ben. Ik dacht altijd dat ik daar geen last van had.
Er komt ontzettend veel verdriet vrij.
‘Bij elke afspraak die je maakt, hoef je maar op één vraag antwoord te geven,’ zegt L., ‘is deze afspraak nu heilzaam voor mij?’
Het woord heilzaam komt binnen. Ik voel wat ze bedoelt en voel ook meteen wat ik dan wel en niet moet doen.
Wat is heilzaam voor mij? Als ik bereid ben om naar het antwoord te luisteren, weet ik precies wat me te doen staat. Maar dan moet ik het nog wel doen. Opkomen voor mezelf.
Ik ga stoppen met aanpassen om een ander pijnvrij te houden en mezelf buitenspel te zetten. Ik ga aangeven wat dingen met mij doen. Als dat niet tot een verdieping van de relatie leidt, dan neem ik daar de consequenties van tot wat heilzaam voelt voor mij.
Als ik het woord heilzaam toepas op mijn thuisfront, dan voel ik ook dat ik daar zorgvuldiger mag zijn. Met name naar R., mijn man. Hij krijgt nog wel eens de restjes. Dat voelt niet heilzaam.
Bij het weggaan bij L. vraag ik bij de receptie om een uitrijmuntje. De receptioniste is vrij stevig en ik ben getuige van een bijzonder flauwe opmerking van een collega over haar gewicht en de koekjes die er staan. Er wordt ontzettend hard gelachen. Maar niet door haar. Ik ben nog in de waas van de coaching. ‘Wat een nare opmerking’, zeg ik tegen haar. ‘Ach, let er maar niet op. Ze bedoelen het niet zo.’
Het is stil. Ik kijk haar aan. Zij kijkt mij weg.
Zo gaat dat dus. Tot je er niet meer tegen kan.
~Annemarie Baltus
20 december 2018