Samen met mijn man R. rijd ik zaterdagnacht terug naar huis van een feestje. Op een onverlichte 80 km weg tussen Nijkerk en Putten loopt een man te zwalken. Met als enige houvast de wit gestreepte middenlijn van de weg. Ik zie hem naast me opdoemen als ik hem te snel passeer. R. had hem niet eens gezien. Levensgevaarlijk, een dronken man.
‘We kunnen hem niet laten lopen, dat loopt niet goed af,’ zeggen we bijna gelijktijdig tegen elkaar. We keren de auto, stappen uit en spreken hem aan. Hij is vriendelijk, met dubbele tong vertelt hij dat hij op weg naar huis is. We bieden de dronken man een lift aan.
In korte broek, met hele vieze blote voeten, stapt hij in de auto. ‘Als hij maar niet gaat kotsen,’ denk ik als de hele auto zich opvult met zijn kegel. ‘Waar woon je?’ vraag ik.
Het blijft lang stil.
‘Ermelo.’
Aarzelend rijd ik weg. Richting Ermelo, want hij weet zijn adres niet meer. Stel dat we het niet vinden? Wat doe je dan om half twee ‘s nachts met een dronken man in je auto? Het politiebureau is regionaal geworden en waar zit dat dan ook alweer? Lastig!
Opeens, bij een zijweg, zegt hij opvallend helder: ‘Hier naar links en dan naar rechts en met de bocht mee weer naar links.’ Hij voegt eraan toe. ‘Ja ik weet wel waar ik woon. Ik woon hier al mijn hele leven.’
Mijn man en ik kijken elkaar even aan. Het is duidelijk dat hij hetzelfde denkt als ik: ‘We zien wel waar we eindigen.’
‘Heb je een sleutel?’ vraagt R.
‘Da’s een goeie,’ zegt hij.
We stoppen voor een felverlichte woning.
‘Ik ben zo blij dat jullie me hebben thuisgebracht. Ik hou van jullie,’ zegt hij, en dan nog een keer: ‘Ik hou van jullie.’
‘Pas goed op jezelf,’ zeg ik. Mijn man krijgt een hand. Ik twee te natte zoenen op mijn wangen. De dronken man loopt naar binnen. De deur is niet op slot. Hij kijkt niet meer om.
‘Hij is nu al vergeten dat we hem hebben thuisgebracht,’ zegt R. Hij voegt er meteen aan toe: ‘Ging je nou met hem zoenen?’
De grap kan mij niets schelen. Mijn hart is warm.
~Annemarie Baltus
16 april 2018