Harvard docent Michael Puett laat in De weg zien hoe Chinese denkers ons inspireren tot grote en kleine veranderingen. Hij put hiervoor uit het werk van zes grote Chinese filosofen zoals Confucius en Lao Tze. Zij bieden een ander wereldbeeld dan westerse denkers of boeddhistische leraren. De weg daagt ons uit onze diepgewortelde overtuigingen te herzien. Volgens Puett betekent ‘het goede leven’ niet een groots programma of doel uitvoeren, maar gewoon een weg bewandelen.
Het boek ‘De weg’ kreeg ik van N. na afloop van een coaching traject met de woorden: ‘Je vindt het vast ook leuk!’ En dat klopt. Het is een interessant boek voor iedereen die over het leven nadenkt en bezig is met de vraag hoe we op een prettige manier met elkaar om kunnen gaan. Een goed leven bereik je, zoals de schrijvers zeggen, door de weg van innerlijke beschaving en betrokkenheid te bewandelen. Er wordt uitgelegd wat zes oude Chinese filosofen, zoals Confucius en Lao Tzi, hierover te vertellen hebben.
Ik vond het interessant om te lezen dat je dagelijks patronen die zijn ingesleten kunt vervangen door alsof-rituelen. Op deze manier leren we aanvoelen hoe we goed voor onze naasten kunnen zijn. De Confucianistische opvatting van medemenselijkheid is het vermogen om correct op anderen te reageren, een aangeleerde gevoeligheid die je in staat stelt je op een manier te gedragen die goed is voor de mensen om je heen en die het beste in hen naar boven brengt. In elke situatie is dit anders. Dat sluit helemaal aan bij hoe ik het ook zie. Elk situatie vraagt zijn eigen antwoord. Er is ook een antwoord wat goed is voor het geheel. We hebben allemaal weleens gevoeld hoe het is als je medemenselijkheid in de praktijk brengt. Zodra je het herkent, kun je het verder ontwikkelen.
Ook Mencius is een interessante filosoof. Hij gelooft dat elk mens van nature goed is. Als er een kind in een put valt, dan zullen we allemaal instinctief dat kind gaan redden. Niet om een schouderklopje te krijgen, maar omdat mensen van nature goed zijn. Die goedheid zit in ons als een kiem en we hebben een potentie in ons, die ons in staat stelt een wijs mens te worden. Een wijs mens is iemand die in staat is een omgeving te creëren waarin iedereen kan gedijen.
Om dat te bereiken, moeten we wel de kiemen water blijven geven en voeden. We zijn alleen geneigd onze lage instincten vrij spel te geven, waardoor we onze kiemen en die van anderen vernielen. De kunst is om elke vriendelijke daad, hoe klein ook, met aandacht te verrichten, zodat we ook fysiek kunnen voelen hoe fijn het is om goed te zijn. Zo groeit je goedheid steeds verder uit en stimuleer je ook anderen om goed te doen.
Mencius beschrijft wat een ‘flexibel oordeel’ is. Dat is het vermogen intuïtief goede morele besluiten te nemen, terwijl tegelijkertijd de complexe aspecten van elke situatie zorgvuldig afgewogen worden. De wet van de boerderij (die Covey veel gebruikt in zijn boeken) blijkt bij Mencius vandaan te komen.
Het boek geeft praktische handvatten hoe te komen op de Weg van Lao Zi. De Weg is de oorspronkelijke, niet in woorden uit te drukken, ongedifferentieerde toestand die aan alles voorafgaat.
Al die handvatten gaan over heel dicht bij jezelf blijven, alhoewel je dit volgens de schrijvers niet zo mag noemen. Dit is het enige aspect wat me stoort in het boek. Er wordt regelmatig afgezet tegen huidige spirituele ideeën. Het roept de vraag op of de auteurs zich niet hebben verdiept in deze ideeën omdat ze niet lijken te begrijpen dat het aansluit bij wat zij zelf beschrijven in De weg. Uiteindelijk komt het allemaal min of meer op hetzelfde neer: Hoe kom je met bewuste aandacht bij de oorsprong der zaken en hoe kun je liefdevol zijn. Ondanks dit blijft het boek een aanrader om je te stimuleren om jouw potentieel verder vrij te maken. Lezen dus!
~ Annemarie Baltus
24 november 2016