In mijn vorige Blog heb ik uitgelegd dat bewustzijn verborgen ligt in het gebied tussen actie en reactie. Er gebeurt iets in je omgeving en je reageert daar automatisch op. Wat gebeurde er in jou voordat je deze reactie had? Als je de automatische piloot opentrekt, dan zit daar veel informatie over jezelf in verborgen.
Nu wil ik ingaan op onze automatische reacties op pijn en verdriet, die vaak al in onze vroege jeugd ontstaan. Hoewel wij er geen actieve herinnering aan hebben, zijn de eerste vier jaar van ons leven cruciaal voor de basisveiligheid. Wij komen uit de eenheid met onze moeder en in het begin van ons leven voelen wij wat de moeder ervaart. Wij zijn daar nog niet voor afgesloten. Daarom is bijvoorbeeld stress in de zwangerschap ongezond voor de baby.
Zo beginnen al heel jong onze overlevingsstrategieën tegen moeilijke gevoelens. Als onze moeder of verzorger geen pijn heeft of niet boos is, dan zijn wij veilig. Als kind kun je niet weg en het kind ‘verzint’ dan ook een strategie om zich te handhaven. Dit gaat onbewust. Dat wat het best denkbaar en passend is bij wat je in aanleg in huis hebt, waarmee je om kunt gaan met moeilijke gevoelens van ouders. Dit werkt je hele leven vaak door, ook al ben je hiervan onbewust, en ook als je niets hebt met deze theorie.
Je ziet dit bijvoorbeeld bij adoptie. Een onveilige breuk vindt plaats tijdens de vroege hechting van een kind, met als gevolg dat deze kinderen vaak hun hele leven worstelen met bindingsvraagstukken in relaties. Ook al heb je zelf niet zoiets heftigs meegemaakt: al onze ouders zijn in meer of mindere mate getekend door het leven en geven dit door. En omdat zij geen engelen zijn en wij ook niet, speelt dit bij iedereen in zijn essentie mee. Trauma’s kunnen generaties meegaan, tot iemand een keer het patroon keert en stopt met doorgeven.
Als je wilt groeien is het dus belangrijk om de onderliggende dynamiek van jezelf in relatie tot anderen te leren kennen en te weten wat jouw overlevingsstrategie is rondom je basisveiligheid. Deze is het duidelijkst bij heftige emoties, als verdriet, boosheid, emotionele instabiliteit, spanningen of geslotenheid van ouders. Bij boosheid denken kinderen niet: ‘Goh, wat doet mijn vader boos.’ Kinderen betrekken het onbewust op zichzelf: ‘Wat doe ik fout en wat moet ik doen om te zorgen dat mijn vader niet boos wordt.’ Kinderen doen er veel aan om ervoor te zorgen dat de ouder niet verdrietig blijft. Daar zijn veel variaties in. Ze gaan bijvoorbeeld heel lief doen, en stoppen al hun eigen verdriet of wat zij willen onder water. Ze kunnen ook heel driftig worden en daardoor de aandacht afleiden van het verdriet.
Deze patronen kom ik dagelijks tegen bij veel (jonge) mensen. Bij verdriet van anderen gaan zij onmiddellijk in de actie en proberen pijn weg te halen, vaak door iets te doen, te relativeren of op te lossen. Deze reactie gaat op de automatische piloot.
Het is interessant om eens naar jouw eigen patroon, jouw automatische piloot, te kijken. Wat zit er in dat ene korte moment tussen de actie en jouw reactie? Waarom moet bijvoorbeeld die pijn weg en waar komt dat vandaan?
Vanuit het hoofd lijkt het logisch. Je wilt simpelweg niet dat een ander pijn heeft. Het is fijn als de ander dat niet meer heeft. Toch? Als je het probleem echter dieper bekijkt, neem je de verantwoordelijkheid voor het verdriet over van de eigenaar. Als de eigenaar ophoudt met verdrietig zijn, dan is de pijn bij jou ook verdwenen. Met andere woorden, jij hebt dan geen ‘last’ meer van het verdriet van de ander.
Daarom hebben de meesten van ons zo’n hekel aan slachtoffergedrag. Doe je je best om de pijn van de ander weg te halen, beweegt hij of zij niet. Dat is frustrerend. Op een dieper niveau blijf jij dus met de pijn van de ander zitten en jij komt er niet van af, omdat de ander niet beweegt. Op een gegeven moment heb je er genoeg van. Het kost je bakken energie. Je verbreekt de verbinding met de ander, om zelf vrij te kunnen zijn van de pijn die het oproept als een ander pijn heeft en jij daar niets aan kunt veranderen.
Om echt wat te kunnen betekenen voor een ander is het belangrijk dat je goed mag leren scheiden wat van de ander is (de emotie) en wat van jou is (de innerlijke gevoelsreactie op die emotie). Als je leert om bij je eigen gevoelsreactie te blijven, dan kun je er echt voor de ander zijn. Dan weet je wat je moet doen in zo’n situatie. Je krijg meer variatie en stijlen in je reactie. Je doet namelijk wat echt nodig is en dat varieert. Soms is dat inderdaad iets oplossen of doen, soms niet, en is het goed als je alleen luistert. Wat nodig is komt vanzelf omhoog en jij kiest dan bewust om dat te gaan doen.
Je leert als het ware in dat korte moment te blijven tussen actie en reactie. Je leert om dat steeds beter en langer vol te houden en je voelt je steeds meer op je gemak bij lastige gevoelens als pijn, boosheid, spanning of onwetendheid, van jezelf en van de ander. Je laat bij de ander wat van de ander is en je neemt het niet meer over, hoe goed bedoeld ook.
Belangrijk is dat je goed in contact blijft met je innerlijke beleving op de moeilijke gevoelens van de ander. Dan kun je dat inzetten als dat nodig is. Als ik met iemand spreekt die blijft doormalen over een situatie en niet beweegt en ik word er moe van, dan zeg ik dat. “Ik merk dat ik het nu heel vaak heb gehoord en ik word er moe van dat je niet beweegt. Hoe is dat voor jou?” Of als ik heel verdrietig word van het verdriet van een ander, zeg ik: “Ik merk dat ik heel verdrietig word van jouw verdriet. Ik vind het erg voor je.” Dat laatste is de basis van troost. Delen van de pijn en het niet overnemen.
Hoe meer je leert scheiden ‘wat is van jou?’ en ‘wat is van mij?’, hoe meer je op je eigen grond kunt blijven en hoe meer je kunt betekenen voor de ander.
Voor het nieuwe leiderschap is dit cruciaal. Als je diepgaand wilt veranderen, moet je diep kunnen gaan en de essentie van mensen kunnen raken, omdat daar de echte transformatie plaatsvindt. En in het zoeken naar diepgang, word je ook nog eens een stuk wijzer over jezelf!
~ Annemarie Baltus
6 september 2016