X. is pas begonnen met leidinggeven. Ik spreek hem tijdens een coaching. Hij is geremd en durft zich te weinig uit te spreken. Bang dat hij anderen kwetst en ook bang dat hij zelf gekwetst wordt. Hij heeft hoge verwachtingen van zichzelf en anderen. Piekert veel en komt laat tot actie, terwijl hij heel goed weet wat nodig is en wat er zou moeten gebeuren. Er zit in hem een enorme waardevolle binnenkant: slim, integer en een groot hart. X. wil van de rem af en er uit halen wat er in zit.
En dan krijgt hij, als een geschenk uit de hemel, een ‘I don’t give a f*ck’ manager. Met verbazing doet deze man alles wat X. niet durft. Deze manager is een klassieker. My way or the high way. Je moet doen wat hij zegt, want hij is de baas. Je bent voor of tegen hem en als je tegen hem bent, ben je dom. Hij loopt voor de troepen uit, neemt niemand mee, kijkt vol minachting om naar de achterblijvers. X. ziet hem denken: ‘Waar blijven die sukkels nou?’. Gevoelens? Niet zijn probleem. Kritiek wordt niet geduld en slijmen helpt. Het is enigszins Trumpiaans.
Tot zijn verbazing ziet X. dat het werkt. Zijn manager krijgt dingen voor elkaar. X. besluit om dit zelf ook eens te gaan toepassen. Dit voorbeeld helpt hem om gewoon aan te geven wat hij wil en te zeggen waar hij last van heeft, zonder daar te veel over na te denken. Het blijkt te werken. Mensen kunnen een stootje hebben en als iemand er wel last van heeft, komt er een gesprek waarin je de verschillen kunt uitspreken en oplossen.
Zijn ‘I don’t give a f*ck’ manager helpt hem om uit zijn schulp te komen. X. is dolgelukkig met zijn nieuwe Zelf.
Hoe langer hij echter voor deze manager werkt, hoe kritischer hij wordt op deze leider. Het mag hem dan geïnspireerd hebben om zich direct uit te spreken, hij ziet ook de andere kant van dit type leiderschap. Het is niet de bedoeling om een tegengeluid te geven, tenzij het in het straatje van zijn leidinggevende past. Als X. probeert om kritisch te zijn, dan wordt dat niet gewaardeerd. Hierdoor laat deze manager een deel van het potentieel van zijn mensen onbenut.
Hij ziet dat deze ‘I don’t give a f*ck’ manager precies doet wat zijn eigen leidinggevende wil. Dat hoeft geen probleem te zijn als deze baas niet al te wispelturig is. Maar dat blijkt wel zo te zijn. De ‘I don’t give a f*ck’ manager, met zijn dominante buitenkant, is ook gewoon het slaafje van zijn baas.
Daarnaast heeft hij met peers veel gedoe. De ‘I don’t give a f*ck manager krijgt ruzie met leiders van hetzelfde niveau. Samenwerken op basis van gelijkwaardigheid is ingewikkeld. Er is veel verbaal geweld als middel om de strijd te winnen. Of, en deze strategie werkt beter, ‘I don’t give a f*ck’ managers proberen informeel closer tot hun eigen leider te komen.
Deze leiderschapsstijl is gebaseerd op macht, angst en overheersing.
Het heeft mijn coachee geholpen om de angst, die hij zelf heeft om zich uit te spreken te overwinnen. Datgene wat X. wilde bereiken was verbonden met zijn persoonlijke waardes en integriteit. Die waardes zijn gebaseerd op enerzijds, wat goed is voor het bedrijf en anderzijds, hoe hij eerlijk en zuiver met de ander om kan gaan. Waar X. zichzelf eerst klein maakte, heeft het hem naar een gelijkwaardige relatie tot anderen gebracht.
De ‘I don’t give a fuck’ manager is voor X. heel nuttig geweest.
Het kan dus wel.
Ik begin die Amerikanen steeds beter te begrijpen.
~Annemarie Baltus~
april 2020
Annemarie is executive coach en leiderschapsontwikkelaar. Zij werkt voor leiders die vanuit hun hart willen leiden en bereid zijn het innerlijk werk te doen wat daarvoor nodig is.