Met J. sprak ik laatst over onze vaders. En over hun teleurstellingen.
Ik kwam erachter dat als mijn vader op de parkeerplaats bij mij in Putten zou staan, ik me heel ongemakkelijk zou voelen over het succes dat ik met mijn bedrijf heb.
Ik zou het klein maken.
Ik zou het bagatelliseren.
Ik zou het ontkennen.
Want mijn vader had succes en hij ging failliet.
Dat kwam succes-technisch niet meer goed met hem.
Hij voelde zich mislukt.
Ik vond dat heel naar en pijnlijk.
En in dat gat ben ik als kind gaan zitten.
In het gesprek met J. wordt het mij opeens helder. Ik realiseerde me dat dit de reden is waarom ik het lastig vind om trots te zijn. Op wat ik doe, op wat ik kan, op wat ik vanuit mijn hart heb bereikt en kan bereiken met anderen.
Mijn vader zal nooit op mijn parkeerplaats staan.
Hij is overleden toen ik 17 jaar oud was.
Ik zit dus vast in een oud gevoel.
‘Ik denk dat jouw vader, alleen maar blij voor jou zou zijn. Het zou niets doen met zijn eigen pijn,’ zegt J. ‘Mijn vader zou zelfs blij zijn dat zijn vloek niet is doorgegeven aan zijn kind.’
Een mooi perspectief.
Zo waar ook.
Ik voel trots in me opkomen. Voor het eerst in mijn leven.
Trots.
Een woord waar een allergie op zat.
Trots.
Ik moet nog even oefenen.
Bedankt J. Voor de innerlijke ruimte.
~ Annemarie Baltus