‘In principe is normaal en raar niets. Het bestaat allebei niet,’ zegt mijn zoon Julius van tien jaar in de auto onderweg naar mijn moeder. Een rit van 1,5 uur, best gezellig met mijn filosoofje naast me.
‘Wat is waar en wat is raar? Je kunt alleen maar zelf bepalen wat raar is. Of waar.’ Hij blijft even stil en laat zijn woorden inwerken. Op mij, en hij denkt zelf ook dieper na. Hij gaat verder: ‘Wat raar is voor jou, dat geldt niet voor iedereen. Snap je wat ik bedoel? Je kunt niet voor een ander bepalen wat raar en normaal is.’
Hij wacht even en zegt dan: ‘Er is niet een punt waarop je dat kunt bepalen. Je kunt dat alleen voor jezelf bepalen. Er is niet een dingetje wat raar is wat geldt voor de hele wereld. Je kunt het echt alleen maar bepalen voor jezelf!’
We zijn allebei stil. Julius denkt nog verder na, ik geniet van de mooie wolken in de polder.
‘Hoe bepaal je dat dan voor jezelf?’ vraag ik.
‘Dat komt uit jezelf, maar hoe, daar ben ik nou weer niet achter,’ zegt Julius enigszins teleurgesteld.
‘Hoe zou je daar dan achter kunnen komen?’ vraag ik. Dol ben ik op dit soort gesprekjes met hem, ook al voel ik dat dit gesprek nu al ten einde loopt.
‘Door te bepalen wat goed voelt, gok ik,’ zegt Julius en haalt zijn schouders op.
Het is mooi geweest. Hij is tevreden zo. En ik ook.
~ Annemarie Baltus
3 mei 2017